Eerste Wereldoorlog
Na de inval van de Duitse troepen op 4 augustus 1914, trokken de Belgische regering, koning Albert I en het leger zich terug in de Versterkte Stelling Antwerpen. In hun mars richting Frankrijk, zette de vijand eerst koers naar Antwerpen om met zwaar artillerievuur de buitenste fortengordel aan te vallen.
Op 29 september opende Duitse troepen het vuur op het Spoorwegfort. Een garnizoen van tachtig Belgische soldaten onder leiding van luitenant Hastray bood weerstand. De Duitsers beschikten over zware artillerie terwijl de kanonnen van het Spoorwegfort niet zo ver reikten. Maar hoewel beide partijen streden met ongelijke wapens, duurde het beleg toch nog zes dagen. Het Spoorwegfort hield als laatste van de forten aan de zuidelijke Nete-oever stand. Toen de situatie op 3 oktober onhoudbaar werd, liet het garnizoen de eigen munitie springen, stak het fort in brand en vluchtte weg.
Op 10 oktober gaf de stad Antwerpen zich gewonnen, maar de weerstand van de fortengordels had de Duitse invasie zodanig vertraagd dat de geallieerde troepen meer tijd hadden om zich te organiseren. Het Belgische leger zou zich nu terugtrekken achter de IJzer.